maandag 28 juni 2010

van punt a naar punt b in malawilandje

Hopla, en ik ben weer terug in Zomba! Het was me het avontuurtje wel maar ik ben er dan toch geraakt, met dank aan de behulpzame Malawees.


Nadat ik had besloten om toch maar met de Ilala terug te varen tot in Nkatabay begon ik me voor te bereiden. Na grondige navraag te doen bij de mensen die ervaring hadden op het gebied van transport richting Zomba dacht ik dat ik mocht besluiten dat ik er op een zeer vlotte manier en op twee dagen zou geraken. Geen probleem dus, relax was de boodschap, het scheepje zou in de namiddag arriveren, ik zou er vlotjes naar toe varen in een ander scheepje en gezwind op het dek stappen. Dan een nachtje varen en de volgende dag op het supersnelle busje stappen richting Zomba. Een strak, eenvoudig plan. Ik was in mijn nopjes met dit strakke plan, Veerle Janssens zou dat katje eens snel wassen!

Ik spitste mijn oren om de hoorn van de Ilala te horen zodat ik met mijn bagage richting opstapplaats kon wandelen. Ik had de hoorn al twee keer gehoord toen er in de verste verte nog geen sprake was van een schip of iets in de richting van een schip. De derde keer hoorde José en Joyce echter ook een hoorn dus was het tijd om te vertrekken. Samen met Nathalie, Josée en een hele hoop kinderen sleurde ik mijn zak nog maar eens het eiland over. Toen we aan de opstapplaats arriveerden was er echter geen schip te zien. Dan maar wachten. Een uur later was er nog steeds geen boot, het begon kouder te worden, de kindjes zaten te rillen. Nog volledig relaxed zei ik aan José en Nathalie dat ze wel konden terug wandelen, ik zette me op mijn bagage en wachtte volledig ontspannen op de Ilala, no problem for me hé! Vijf minuten later zat ik al met twintig kinderen op mijn dak (of zak), echte deugenieten, ik liet het niet aan mijn hart komen en haalde mijn beste chechewa boven om wat spelletjes met hen te spelen. Ondertussen werd het pikkedonker en de kinderen hadden een soort van aanhankelijke liefde voor me ontwikkeld, dit kwam echter maar van één kant en het was niet de mijne. Ik begon me wat zorgen te maken omtrent mijn strak plan. Het begon toch al wat minder strak te worden. Zou ik mijn katrap busje nog wel halen? Twee seconden later kwam Sezani er aan gewandeld, hij kwam me ophalen, hij was ongerust en vond dat ik niet alleen in het donker moest blijven zitten. Nog voor ik kon antwoorden had hij mijn zak al op zijn schouder en zei hij dat hij me terug zou brengen als de boot er was. Aangezien het toch echt fris was en de kindjes steeds aanhankelijker werden en ook in de kou bleven zitten besloot ik om mee te gaan. Niet veel later stond ik met mijn zak terug bij Josée. Mattiya stond lachend in zijn handjes te wrijven en vond het een groot geluk dat de boot er nog niet was. Het feit dat ik al mijn andere transportmiddelen zou missen was blijkbaar niet echt van belang, ik zou op Likoma moeten blijven. Het scheelde niet veel of Mattiya zou een vreugdedans hebben gedaan. Ergens ontroerend maar toch niet ontroerend genoeg om hem te ontzien. Ik vond het van groot belang en hoogstnodig om mijn frustratie te laten blijken door hem nog eens een laatste keer goed op zijn plaats te zetten. Hij vertelde me doodleuk dat ik 's morgens ook een bootje had kunnen nemen en al in Zomba had geweest als ik dat had gedaan. Dit alles met een glimlach op zijn gezicht, het is en blijft een snoodaard, de notenpikker!

Omstreeks tien uur hoorde we dan echt een hoorn, Sezani kwam me ophalen en samen wandelden we naar het strand. Wat ik daar zag was niet te geloven: mensen verdrongen elkaar om in een klein bootje te raken met al hun goederen. Om in het bootje te raken stonden ze tot aan hun middel in het water en duwden elkaar op de boot, of er nu plaats was of niet. Ik deed mijn schoenen al maar uit om mee in het water te stappen en vond het spektakel geweldig, niet erg praktisch of gemakkelijk maar wel geweldig om te ervaren!
Nadat we al een aantal keren hadden geprobeerd om in een bootje te raken maar elke keer moesten onderdoen voor de wilskracht van de Afrikanen riep een rastaman: “hey sister, je kunt met die boot mee voor vijftig kwatcha”. Als ik moest kiezen voor een gratis verdrinkingsdood of vijfig kwatcha betalen om echt op de ilala te raken had ik snel gekozen. Sezani zou me vergezellen tot op de Ilala zodat hij zeker was dat ik veilig was. We regelden dat we honderd kwatcha moesten betalen en stapten in, probleem opgelost dachten we. Tot de man naast me in het oog kreeg dat ik niet zwart genoeg was om onder de noemer Afrikaan te vallen maar wel hetzelfde moest betalen als de anderen. Hij begon te roepen dat ik meer moest betalen en dacht blijkbaar dat hij dit moest blijven doen tot ik reageerde. Ik besloot om te doen of ik er niets van begreep en negeerde de man. Sezani regelde het verder en ik hield me van de domme (niet gemakkelijk natuurlijk voor iemand met mijn intelligentie,hihi). Eenmaal aan de ilala stapte ik van het ene bootje over in het andere bootje voor ik op de ilala kon klimmen. Ook hier verdrongen mensen elkaar en scheelde het niet veel of ik lag terug in het water. Uiteindelijk zat ik dan toch op de boot. Omstreeks twee uur 's nachts vertrokken we richting Nkatabay. Aangezien ik het water toch al iets te veel van heel kort bij had gezien besloot ik om me in mijn slaapzakje op een reddingsvlot te redden, moest de boot ten onder gaan lag ik veilig. Ik praatte nog even met wat Afrikanen om uit te pluizen of ik nog een bus zou hebben de volgende dag en ging met een gerust (doch onwetend) hart slapen.
Op een gegeven moment werd ik echter wakker van het hevige geschommel van de boot. In eerste instantie dacht ik optimistisch als ik kan zijn: “joepie, net als in bobbejaanland en ik moet er niet voor bij betalen” tot ik van hier naar daar schommelde en gewoon van mijn reddingsvlotje schoof. Dat zou niet waar zijn hé, nu mocht er gebeuren wat er wilde maar ik zou op dat reddingsvlotje blijven liggen, ik had niet voor niks de halve nacht op zo een harde ondergrond gelegen! Ik kroop er terug op en hield me vast aan de kanten om me klem te zetten, geen simpele taak aangezien de boot harder en harder begon te schommelen. De mensen rond mij lagen ook allemaal plat op de grond. Het was even spannend maar tenslotte werd het rustiger en kwamen we zonder kleerscheuren maar met nog meer vertraging aan. Het spelletje kon terug beginnen: van de boot raken zonder verpletterd te worden. Op een gegeven moment kwam ik de rastaman terug tegen. Hij vroeg me waar ik naartoe moest. Toen hij hoorde dat ik naar Zomba wou en de bus waarschijnlijk had gemist omwille van de vertraging stelde hij voor dat ik met hem zou meegaan, hij moest dezelfde kant uit. Ik kende hem van Likoma Island en zag geen graten in zijn aanbod dus besloot ik om maar mee te gaan. Twee minuten later kwam er een andere rastaman die tot de conclusie was gekomen dat hij me beter kon begeleiden. Beide rastamannen gingen in hevige discussie wie me nu zou begeleiden. Ik besloot om er stilletjes tussen uit te muizen en sleurde mijn zak door het volk terwijl de twee mannen nog aan het uitvechten waren met wie ik zou meegaan. Nadat ik drie keer tegen de kant was gesmeten door de hevigheid van de mensen die ook uit de boot wilden stond ik dan toch op de steiger, blij dat ik de steiger zonder kleerscheuren had bereikt. Ik vond het een goed moment om adem te halen en al lachend (maar toch even gemeend) op de Afrikanen te roepen dat ze toch wel een serieus vijsje misten. De Malawezen rond mij zagen me daar al puffend staan en vonden dat een reden voor dolle pret. Ik wuifde naar de mensen als een volleerde paus, moest me inhouden om geen buigingkjes te maken en liep nadien richting busjes. Niet veel later zat ik in een taxi, deze zou me afzetten op de plaats waar een bus richting Zomba zou komen. Ik had de man van de taxi verteld dat ik niet te laat in Zomba wou arriveren aangezien dat gevaarlijk kon zijn. Hij vond dat hij me moest helpen en zette me bij de politie af, die dicht bij de halte van de bus stond. De politie zou de auto's laten stoppen om te vragen of ik mocht meerijden zodat ik vroeger in Zomba zou arriveren. Er werd een bankje naar buiten gebracht waar ik op moest gaan zitten. Aangezien de politie hier zijn macht kan misbruiken zonder dat er een haan naar kraait besloot ik dat het beste was om niet te veel tegen hen in te gaan. Zolang ik de bushalte kon zien kon ik vertrekken als de bus er was. Niet veel later zat er een agent naast me die mijn telefoonnr toch wel heel graag te weten wou komen. Hij moest in Zomba zijn en zag een afspraakje wel zitten. Ik kon niet botweg weigeren aangezien zij de macht in handen hadden. Daarom vertelde ik dat mijn telefoonkaart stuk was en ik een nieuwe zou moeten kopen. Nu kwam het er op aan om mijn telefoon zo snel mogelijk stil gezet te krijgen, met mijn geluk zou ik een bericht of telefoontje krijgen terwijl de man naast me zat. Toen de agenten de auto's lieten stoppen zag ik mijn kans schoon en zette de telefoon snel op stil. Haha, slimmetjes van mij!
Er passeerde een busje dat naar Salima zou rijden, de richting die ik uit moest. Ik zei het aan de agenten. Aangezien ze vanuit hun mannelijkheid hadden besloten dat zij het wel zouden regelen liet ik dit ook maar aan hen over. De chauffeur zei echter dat er geen plaats meer was. Er zat niets anders op dan bij de agenten te blijven die nog steeds een afspraakje wilden versieren, het werd me toch wat warm onder mijn voetjes. Vijftig meter verder stopte het busje plots en kwam de rastaman uit het busje gelopen. Hij riep op de agenten dat ik bij hem hoorde. Ik was zo blij om hem te zien dat ik recht sprong, mijn zak nam en naar hem toe wou lopen. De agenten vonden het maar verdacht en moesten eerst zeker zijn dat ik in veilige handen was. Nadat ik vier keer had gezegd dat de rastaman mijn vriend was en beloofd had om te bellen als ik een nieuwe nummer had (wat ik niet zou doen) lieten ze me gaan. De rastaman had aan de chauffeur van het busje gezegd dat hij moest stoppen omdat ik zijn vriend was, lang leve de rastamannen. Ik zou naar Salima gaan en daar kon ik met een chapa verder naar Zomba. Een uur later besloot de chauffeur echter in een bui van verregaande luiheid om niet naar Salima te rijden, het was te ver. Daar stond ik dan. De rastaman ging zijn zuster bezoeken maar zou bij me blijven tot ik vervoer had. Terwijl we stonden te wachten kwam er een camion aan. De chauffeur moest naar Mozambique en wou me wel meenemen tot aan een plaats dicht bij Zomba. De rastaman onderhandelde met hem en liet aan de chauffeur duidelijk merken dat hij verwachtte dat ik goed behandeld zou worden. Twee seconden later zat ik in de truck, woehoew! Rijden met die truck, het scheelde niet veel of ik had zelf het recht over de toeter opgeëist. Er zaten nog een zestal mannen in de truck die ook ergens moesten worden afgezet. We waren nog maar twee minuten op pad en ik kreeg al de vraag waarom wij blanken toch altijd met rastamannen optrekken. Waarom kozen we niet voor fatsoenlijke mannen als zij? Ik legde hun uit dat het per toeval was dat ik bij een rastaman was aangezien ik hem kende van Likoma, ze moesten dit niet persoonlijk nemen. Het duurde even maar na wat over en weer gepraat waren de mannetjes in maatpak weer gerust gesteld, hilarische situatie. Iedereen behandelde me op een goede manier, natuurlijk moesten ze even proberen bij de blanke, maar ze waren niet opdringerig. Onderweg was ik het hulpmannetje van alles: geld tellen, manden uit de truck sleuren, tomaten aangeven. Niks was me te veel. Omstreeks elf uur zette de camionchauffeur me bij zijn schoonbroer af. Ook weer een politieagent die op een kruising stond waar de bus naar Zomba kwam. Ik werd goed verzorgd en één mannetje ging met me mee toen ik iets uit de winkel nodig had zodat ik zeker veilig was. Tegen twaalf uur kwam de bus. Ik was de enige blanke in de bus maar liet dit niet aan mijn hart komen. Ik nestelde me tussen de rest en praatte wat met een man die dicht bij Zomba woonde. Om twee uur arriveerde ik doodmoe in Zomba. De taxi's stonden aan de bus klaar en vijf minuten later stond ik tegenover Omali die “welcome back” zei en me de sleutels van het huisje overhandigde.
Wanneer je dit thuis leest zal je misschien denken: “dieje onverantwoorde Janssens”, maar geloof me in Malawi zijn heel veel behulpzame mensen. Als je éénmaal in hun ritme zit is het doodnormaal om niet te veel drukte te maken en vertrouwen te hebben. Ik ben op twee dagen tijd heel veel behulpzame mensen tegen gekomen, die er allemaal voor gezorgd hebben dat ik veilig was. We kunnen nog iets leren van de behulpzaamheid van de mensen hier ipv te vaak achterdochtig te zijn. Ik vond het alleszins hartverwarmend en voelde me over het algemeen heel veilig. Ok, de Malawezen zijn wat macho en proberen om de Azungu te versieren maar als dit niet lukt kan je wel op hen rekenen. Mooi, mooi! Nog een speciale dank aan al de behulpzame mannen, ik vond het een heel avontuur en heb me goed geamuseerd.
Groetjes,
Het wit Malaweesje,
Veerle

Enkele weetjes:


- Tijdens het uitdelen van ondergoed aan de vrouwen van Sitima mag je rekenen op een Afrikaans vreugdedansje in dit ondergoed uit. Als je dan nog eens meedanst en cha bwino roept is het helemaal dolle pret.

- De kindjes van de school gaan een uitstapje maken naar het Liwondepark, olépistolé!
Hellow girlie, everything finie? Wordt het best beantwoord met: yes yes boyie, I'm very finie, no problemie.

- Wanneer er problemen zijn met de sceptische put en er moeten daders gezocht worden voert Veerle Janssens een veldonderzoek in en loopt rond als een echte Cherlock Holmes. Ze zullen er allemaal eens goed van krijgen! De wakers zijn al aangepakt, morgen de rest, haha: lang leve de spelletjes en het schrikeffect!

- Bijna in de open haard gaan zitten om je eten te nuttigen in een chique plaats als kuchawe vormt geen probleeem zolang dat ge uw serviet ni in brand steekt.
...

1 opmerking:

  1. zit momenteel bij ons Machteld op Frauwke te passen. Ik hoop bij ons thuis de PC zo vlug mogelijk in orde te krijgen zodat ik wat vlugger van je prestaties en andere fratsen op de hoogte ben. Lieve groetjes, vake.

    BeantwoordenVerwijderen